TITUS

In een oud huis in Nijmegen bevindt zich een man die al veertig jaar alles verzamelt over Pater Titus Brandsma. Zijn huis moet worden ontruimd vanwege brandgevaar. Een journalist gaat op bezoek. Samen beginnen ze aan de reconstructie van het belangrijkste deel van Brandsma’s leven. Te beginnen met diens arrestatie door de Gestapo.

Titus Brandsma schrijft in een cel in het Oranjehotel in Scheveningen op last van de Gestapo een geschrift, waarin hij probeert duidelijk te maken dat het nationaalsocialisme nooit omarmd zal kunnen worden door Nederland, en zeker niet door de Katholieke Kerk. Dit schiet de Duitsers volledig in het verkeerde keelgat en Titus wordt afgevoerd naar Kamp Amersfoort.

Na grondige martelingen in Kamp Amersfoort wordt Titus Brandsma afgevoerd naar een Nacht Und Nebel gevangenis in het Duitse Kleve; sinds zijn gevangenneming is hij niet zo dicht bij zijn thuis in Nijmegen geweest. In de donkere cel ontstaat de zwaarste depressie ooit bij Brandsma. Hier lijkt zijn bestaan te worden uitgewist, te worden weggevaagd. Hij twijfelt over alles en iedereen. En zelfs over God.

Uiteindelijk mag Brandsma weg uit Kleve. Hij is gelukkig dat hij eindelijk weer aarde onder zijn voeten voelt, en lucht kan zien. Hij wordt - samen met de jonge dominee Jo Kapteyn - afgevoerd naar Dachau, een concentratiekamp voor politieke gevangenen. Hier valt hij in handen van arts Claus Schilling die op Brandsma mensonterende experimenten uitvoert.

Uitgemergeld is Brandsma. Hij is ziek en koortsig. Vaak kan hij nauwelijks op zijn benen staan. Toch probeert hij voor een ieder een vriendelijk en troostend woord te hebben. Zelfs voor de mannen die hem vernederen en mishandelen. Uiteindelijk komt hij in de ziekenboeg terecht. Daar heeft hij nog één merkwaardige ontmoeting; wellicht door het ijlen… wellicht door het wonder. Met een glimlach...